menu accessible_menu

Toegankelijkheidsopties

language
Cirkel Vierkant Driehoek

Ondersteuningskaart Taalontwikkeling meertalige leerlingen (NT2) PO

Basisondersteuning

Elke school voldoet aan de basisondersteuning zoals verwoord in de gezamenlijke afspraken in het beleidsdocument Almeerse Norm Basisondersteuning. 

De themakaarten zijn een handreiking voor scholen om de basis op de thema’s te organiseren, te ontwikkelen en uit te kunnen voeren op school. 

Deze ondersteuningskaart is bedoeld voor de onderwijsprofessionals en geeft een concrete uitwerking van wat de school in de basis kan vormgeven. De kenniskaart beschrijft hoe, met welke inzet van kennis en vaardigheden, de school dit kan doen.  

De ondersteuning richt zich op een ononderbroken ontwikkeling voor alle leerlingen, onder andere door inzet van handelingsgericht werken.  

Het inzetten van deze kaart betreft voor 2025-2026 een pilot. Na een jaar worden de themakaarten geëvalueerd met het veld op praktische uitvoerbaarheid en het al dan formuleren van de norm. Na aanpassingen worden de themakaarten vervolgens vastgesteld.  

Meertalige leerlingen 

Meertalige leerlingen groeien op met meer dan één taal. Meertaligheid kan op verschillende manieren ontstaan: 

  • Simultane meertaligheid betekent dat een kind vanaf jonge leeftijd meerdere talen tegelijk leert (meestal vanaf de geboorte). 
  • Successieve meertaligheid houdt in dat een kind eerst één taal leert en pas later een tweede (of derde) taal aanleert, vaak door verhuizing of schoolgang.  

NT2-leerlingen vallen onder de groep van successief meertalige leerlingen: zij leren het Nederlands als tweede taal, ná het aanleren van een andere thuistaal. NT2-leerlingen kunnen verschillende achtergronden hebben: sommigen zijn geboren in Nederland, anderen in het buitenland. Het Nederlands leren zij voornamelijk op school of in een andere onderwijscontext. De officiële NT2-status blijft gelden tot een leerling zes jaar onderwijs in Nederland heeft gevolgd. In de praktijk hebben NT2-leerlingen gemiddeld vijf tot zeven jaar nodig om op een vergelijkbaar taalniveau te komen als hun klasgenoten met een Nederlandstalige achtergrond. Meertalige leerlingen hebben baat bij onderwijs dat hun volledige taalrepertoire erkent en benut. 

Nederlandstalige leerlingen uit een taalarme omgeving  

Leerlingen die thuis Nederlands spreken, maar weinig taalstimulering krijgen in hun eigen omgeving. Dit kan zich uiten in een beperkte woordenschat, minder ervaring met boeken en gesprekken, en minder taalrijke interactie.  

Voor het bieden van een passende basisondersteuning aan bovenstaande groepen leerlingen, is het nodig dat leerkrachten/scholen over de kennis en vaardigheden beschikken die op deze themakaart beschreven staan. Om de beginsituatie van de eigen school op dit thema in kaart te brengen, kan de bijbehorende checklist ‘Hoe cultuursensitief en taalstimulerend is jouw school?’ gebruikt worden. De onderdelen op de checklist corresponderen met de onderwerpen van de themakaart. Op de themakaart staan de onderdelen uitgebreider beschreven en kan worden doorgeklikt naar een kenniskaart met voorbeelden en verwijzingen naar artikelen/boeken, materialen en handvatten. 

Taalcentrum Almere 

NT2-leerlingen die de Nederlandse taal nog onvoldoende begrijpen en spreken komen mogelijk in aanmerking voor onderwijs op Taalcentrum Almere, alvorens ze starten op een reguliere basisschool. Taalcentrum Almere is een school voor leerlingen van 4 – 18 jaar, met PO-locaties en VO-locaties. Op de PO-locaties van Taalcentrum Almere volgen leerlingen in de basisschoolleeftijd een jaar onderwijs, met als doel de basis te leggen voor het begrijpen en spreken van de Nederlandse taal.  

Het Taalexpertisecentrum (TEC) is een onderdeel van Taalcentrum Almere. Het TEC is zich ervan bewust dat het bieden van passend onderwijs aan NT2-leerlingen een gezamenlijke verantwoordelijkheid is en samenwerking vereist tussen het Taal(expertise)centrum en basisscholen. Het TEC richt zich dan ook op expertisedeling in het onderwijs en kan meedenken over NT2-gerelateerde vragen. Ook kan het TEC scholen en leerkrachten helpen bij het vertalen van onderdelen van deze themakaart naar concrete uitvoering (meer informatie over het TEC).  

Onderdeel van het TEC is ‘Samen Taalsterk in Almere; traject NT2-coördinator PO’, een driejarig scholingstraject waarbij een leerkracht van een reguliere basisschool wordt opgeleid tot NT2-coördinator binnen de eigen school. Tijdens het traject bouwt de leerkracht kennis en vaardigheden op t.a.v. het onderwijs aan NT2-leerlingen op de eigen school, met als doel deze kennis en vaardigheden te implementeren en te borgen in de eigen school. Het traject kan een middel zijn om als school aan de norm voor basisondersteuning te voldoen op het gebied van onderwijs aan leerlingen met een anderstalige achtergrond. 

Schoolbreed

  • De school heeft taalstimulerend onderwijs vormgegeven in meerjarig beleid, aangevuld met specifieke aandachtspunten voor NT2-leerlingen.
  • Het taalstimulerend onderwijs wordt regelmatig geëvalueerd op effectiviteit en bijgesteld op basis van opbrengsten.
  • De school en de betreffende leerkrachten hebben de NT2-leerlingen in beeld.
  • Er is een NT2- en/of taalcoördinator aangesteld in de school. Mogelijk biedt het traject Samen Taalsterk in Almere hier mogelijkheden toe. Meer informatie.
  • De rol van ouders in het stimuleren van taalontwikkeling (ook in de thuistaal) wordt schoolbreed erkend en actief ondersteund.
  • Schoolbreed is er aandacht voor cultuursensitief werken en een cultuursensitieve school- en klassenomgeving.
  • De school beschikt over een bibliotheek met boeken in het Nederlands én thuistalen, en zorgt voor regelmatige aanvulling passend bij de leerlingpopulatie.
  • De school onderkent het belang van traumasensitief werken als fundament voor een veilige leeromgeving die de taalontwikkeling van kinderen bevordert, en zet zich hiervoor in.
  • De school organiseert professionalisering voor leerkrachten en ondersteunend personeel gericht op NT2, meertaligheid en cultuursensitief onderwijs.

Algemene kennis over meertaligheid en NT2 (Nederlands als tweede taal)

  • Op school is algemene kennis over meertaligheid, NT2 en tweede taalverwerving aanwezig.
  • De leerkracht kent de voordelen van meertaligheid en ziet meertaligheid als bron en kans voor leren. Zo weet de leerkracht dat het inzetten van het gehele talenrepertoire van leerlingen (ook) de Nederlandse taalontwikkeling kan ondersteunen.
  • De leerkracht kent de termen DAT (dagelijkse algemene taalvaardigheid; thuistaal/spreektaal) en CAT (cognitieve academische taalvaardigheid; schooltaal/vaktaal).
  • De leerkracht weet dat een NT2-leerling veelal een achterstand in de Nederlandse woordenschat heeft. In het bijzonder van de schooltaal- en vaktaalwoorden (de CAT-woorden).
  • De leerkracht weet dat een NT2-leerling gemiddeld 2 jaar nodig heeft om de DAT te beheersen en gemiddeld 5 tot 7 jaar om de CAT te beheersen op het niveau van klasgenoten met een Nederlandstalige achtergrond. Hierbij is de leerkracht zich bewust van haar/zijn eigen verantwoordelijkheid t.o.v. de Nederlandse taalontwikkeling van NT2-leerlingen.
  • De leerkracht is zich ervan bewust dat het taalniveau van een NT2-leerling niet de cognitieve vaardigheden van deze leerling weerspiegelt, en dat de NT2-leerling met een nog beperkte woordenschat in het Nederlands mogelijk wel in zijn/haar thuistaal al beschikt over veel kennis van de wereld en een uitgebreide woordenschat. Het risico is dat NT2-leerlingen te laag worden ingeschat op diverse vakgebieden. Dit staat gelijke kansen in het onderwijs in de weg (het pygmalion effect).

Inzet thuistalen & culturele achtergronden

  • De leerkracht en het overige onderwijspersoneel omarmen (culturele) diversiteit.
  • De leerkracht zorgt voor een veilig klimaat, waarin de leerling met een andere culturele achtergrond en thuistaal dan de Nederlandse, zich geaccepteerd voelt.
  • In de klas en op het schoolplein krijgen de leerlingen de ruimte om ook in hun thuistaal te spreken. Ze weten wanneer hiertoe de mogelijkheid is en wanneer er van ze verwacht wordt dat ze Nederlands spreken.
  • De school- en klasomgeving weerspiegelen diverse culturen.

De (warme) overdracht en niveaubepaling

  • Wanneer een NT2-leerling van Taalcentrum Almere, een andere nieuwkomersvoorziening of een reguliere voorschoolse locatie doorstroomt naar de reguliere school, vindt een warme overdracht en een dossieroverdracht plaats tussen de vorige leerkracht/IB’er en de nieuwe leerkracht/IB’er.
  • De leerkracht/IB’er van de ontvangende school heeft kennis van en bouwt verder op het OPP van de leerling van Taalcentrum Almere of van een andere school van herkomst.
  • De leerkracht kent manieren om de NT2-leerling een zachte landing te bieden op school en in de eigen klas.
  • De leerkracht werkt cyclisch en handelingsgericht aan onderwijsontwikkeling van de leerlingen (zie het Beleidsdocument ANB). Voor leergebieden waarbij de NT2-leerling niet het niveau heeft bereikt in de leerstof ten opzichte van het gemiddelde niveau van het jaar waarin de leerling is geplaatst, onderzoekt de leerkracht de zone van de naaste ontwikkeling en maakt hierop keuzes voor passende interventies (passend leerstofaanbod op basis van niveau). Het gaat hier om lichte ondersteuning op de onderwijsbehoeften van de leerling. De leerkracht stelt samen met de NT2-/taalcoördinator een handelingsplan op (opnemen in groepsplan). Hierin staan de doelen en interventies beschreven (wat, hoe, wie, wanneer en met inzet van welke middelen). Hierbij is het streven dat de leerling zoveel mogelijk aan kan sluiten bij de basisinstructie en het basisaanbod van de reguliere groep, al dan niet ondersteund met taalsteunmiddelen (denk aan een beeldwoordenboek, een buddy, een stappenplan, de inzet van thuistalen, etc.). Het is helpend voor de leerling als de doelen waaraan gewerkt gaan worden inzichtelijk worden gemaakt en na een periode worden geëvalueerd.
  • Wanneer er sprake is van een niveauachterstand t.o.v. de basisdoelen in de groep, toetst (en evalueert) de leerkracht vaker, zodat interventies tijdig kunnen worden aangepast. Wanneer de ingezette interventies niet tot het inhalen van de achterstand leiden (ook niet na het aanpassen van de acties) wordt extra (aanvullende) ondersteuning ingezet gericht op de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling.
  • Bij het verwijzen naar het voortgezet onderwijs of het doorstromen naar een volgende groep is de mate van het beheersen van de Nederlandse taal niet het belangrijkste criterium voor het bepalen van het uitstroom/doorstroomniveau. De leerkracht gaat ook uit van de cognitieve capaciteiten van de leerling, motivatie, werkhouding enz.
  • De leerkracht is op de hoogte van de mogelijkheid en de procedure om leerlingen aan te melden voor de Kop- en Kansklas van Taalcentrum Almere en zorgt voor passende actie hierin; meldt de leerling aan indien van toepassing.

Gesprekken met leerlingen en ouders

Eerste intake

  • Wanneer een NT2-leerling start op de school vindt een intake plaats. De school heeft bij de intake oog voor de culturele achtergrond en verwachtingen van de leerling en diens ouders.
  • De school heeft bij de intake oog voor de thuistaalontwikkeling van de leerling. De school benadrukt dat een sterk ontwikkelde thuistaal ook helpt bij het leren van het Nederlands.
  • De school zet geen minderjarige broers en zussen in als tolk.
  • Bij twijfel over voldoende basisniveau van de Nederlandse taal bij de NT2-leerling neemt de school contact op met Taalcentrum Almere voor een eventuele plaatsing op Taalcentrum Almere. Dit geldt niet voor leerlingen die al op Taalcentrum Almere hebben gezeten en niet voor 4-jarigen die langer dan een jaar in Nederland wonen.

Een gesprek na 3 weken

  • Nadat de leerling +/- 3 weken bij de leerkracht in de klas zit vindt een gesprek met de ouders plaats; ter bevordering van de vertrouwensrelatie, uitwisselen en toelichten van ervaringen tussen ouders-leerling-leerkracht en ophalen van ontbrekende informatie.

Voortgangsgesprekken

  • De leerkracht bespreekt met de ouders de voortgang in de ontwikkeling van de leerling en evalueert het handelingsplan. De leerkracht bespreekt met de ouders en de leerling welke vervolgdoelen er zijn en wat de leerkracht vervolgens gaat inzetten om het niveau te bereiken, passend bij zijn/haar leeftijd en zijn/haar mogelijkheden. De leerkracht vraagt om de mening van de ouders en de leerling wat betreft de ondersteuning en interventies, en betrekt deze in het plan.

Taalstimulerend onderwijs

Taalgebruik leerkracht

  • De leerkracht houdt in het eigen taalgebruik rekening met de Nederlandse taalvaardigheid van de leerling.
  • De leerkracht past het niveau en het tempo van de gesproken taal waar nodig aan, maar spreekt hierbij in correcte Nederlandse zinnen.

Taalaanbod

  • De leerkracht heeft kennis van fonologie (klankleer) en biedt gestructureerd aandacht aan het correct kunnen onderscheiden en uitspreken van Nederlandse klanken, met name in de onderbouw.
  • De leerkracht is zich ervan bewust dat het werken aan woordenschat de basis legt voor alle andere vakken die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van de leerlingen.
  • De leerkracht kent het verschil tussen intentionele (expliciet) woordenschatontwikkeling en incidentele (impliciet) woordenschatontwikkeling en weet beide manieren bewust in te zetten.
  • De leerkracht is zich ervan bewust dat nieuwe woorden geleerd worden in clusters en dat veel herhaling in diverse contexten nodig is voordat woorden beklijven.
  • De leerkracht waakt ervoor dat het (intentioneel) aanbieden van woordenschat bestaat uit losstaande woordenschatlessen. Dit kan de leerkracht doen door het woordenschataanbod zo veel mogelijk te integreren in al bestaande lessen/activiteiten/thema’s; thematisch werken leent zich bij uitstek voor rijk en effectief woordenschatonderwijs.
  • De leerkracht maakt een weloverwogen keuze in het woordenschataanbod. Dit houdt in dat:
    • de leerkracht woordclusters (groepjes woorden die verband houden met elkaar) selecteert in plaats van losse woorden. Een uitzondering hierop vormen schooltaalwoorden (CAT-woorden) die niet te groeperen zijn.
    • de leerkracht woorden selecteert op basis van onderstaande criteria:
      • Frequentie: Hoogfrequente woorden zijn belangrijker dan laagfrequente woorden.
      • Nut en noodzaak: Komt de leerling het woord vaak tegen of kan hij het goed gebruiken? Is kennis van het woord noodzakelijk om het thema te begrijpen?
      • Pregnante context: Soms is de betekenis van het woord qua betekenis en relevantie zo duidelijk uit de context te halen dat de kans om het woord te behandelen te mooi is om te laten liggen.
    • de leerkracht verschillende typen woordsoorten aanbiedt (naast zelfstandig naamwoorden ook werkwoorden, voorzetsels etc.)
    • de leerkracht voor het woordenschataanbod naast (meer concrete) themawoorden ook meerdere schooltaalwoorden (CAT-woorden) selecteert. Hiervoor heeft de leerkracht van groep 1/2 kennis van de BAK-lijst (basiswoordenlijst) en de leerkracht van de midden-/bovenbouw van de Schooltaalwoordenlijst VMBO.
    • de leerkracht van de midden-/bovenbouw op basis van bovenstaande punten kritisch kijkt naar het woordenschataanbod in de taalmethode en de WO-methode.
    • De leerkracht ondersteunt waar mogelijk het taalaanbod met visueel, auditief of tastbaar materiaal.

Taalruimte

  • De leerkracht geeft de leerlingen ruimte om tot spreken te komen en stimuleert interactie, zowel spontaan als binnen gerichte activiteiten.
  • De leerkracht geeft de leerlingen ruimte om zich op verschillende manieren te uiten. Denk aan non-verbale communicatie, tekenen, schrijven en het inzetten van de thuistalen.
  • NT2-leerlingen hebben vanwege de nog beperkte woordenschat vaak meer verwerkingstijd nodig om tot een antwoord te komen. De leerkracht biedt de leerlingen voldoende tijd om te reageren op een vraag.

Differentiatie en taalsteun

  • De leerkracht biedt waar nodig taalsteun (scaffolding) aan de leerlingen, opdat de leerlingen zoveel mogelijk mee kunnen doen met de les of de activiteit voor de gehele groep. Dit geldt niet alleen voor taallessen/activiteiten maar voor alle (talige) activiteiten.
  • De leerkracht leert leerlingen woordleerstrategieën, zodat leerlingen ook zelf nieuwe woorden kunnen leren.

Taalfeedback

  • De leerkracht laat merken dat fouten maken in de taal oké en normaal is. De leerkracht bevestigt de leerling en moedigt de leerling aan.
  • De leerkracht geeft feedback op de mondelinge taaluitingen van de leerlingen.
  • De leerkracht geeft feedback op non-verbale en schriftelijke taaluitingen van de leerling.

Taal in alle vakken

  • De leerkracht is zich ervan bewust dat taalgericht vakonderwijs bijdraagt aan zowel begripsvorming als taalvaardigheid.
  • Per vakgebied worden naast de doelen voor dat vak ook specifieke taaldoelen geformuleerd. *
  • Leerkrachten benoemen, bespreken en visualiseren (indien mogelijk) bij alle vakken moeilijke begrippen, taalstructuren of vraagstellingen die van belang zijn om de inhoud van de les te kunnen volgen; idealiter is dit ondervangen door de geformuleerde taaldoelen.
  • Tijdens de basisinstructie checkt de leerkracht tussendoor bij NT2-leerlingen of ze de gebruikte begrippen kennen (of ze meekomen met de les). Dit kan ook door pre-teaching ondervangen worden.
  • Per vakgebied wordt de NT2-leerling gekoppeld aan een medeleerling waaraan de leerling hulp kan vragen of mee samen kan werken. Deze medeleerling weet wat van hem/haar verwacht wordt binnen deze taak.
  • Bij het afnemen van een niet methode gebonden rekentoets (CITO/DIA enz.) mag de leerkracht onbekende woorden uitleggen (een rekentoets heeft als doel het rekenniveau te toetsen, niet het taalniveau). Dit geldt ook voor het uitleggen van veronderstelde voorkennis van bijvoorbeeld Nederlandse gebruiken bij toetsen in andere vakken.
  • Bij rekenen, lezen en spelling is het didactisch functioneringsniveau van de leerling leidend voor de keuze van de toets, niet het groepsniveau of de leeftijd van de leerling.

* Het verschil tussen woordenschatdoelen en taaldoelen:
Woordenschatdoelen richten zich op het aanleren van nieuwe woorden, vaak thematisch en expliciet.
Taaldoelen gaan breder: ze richten zich op woorden, maar gaan ook over taalstructuren (zoals vraagstellingen), manieren van verwerking (zoals samenvatten of uitleggen), en vormen van interactie (zoals overleggen of presenteren) die nodig zijn om de (vak)les goed te volgen en actief mee te doen.

Lezen en voorlezen

  • Boeken in de schoolbibliotheek zijn divers in cultuur en taalgebruik, zodat zoveel mogelijk leerlingen zich kunnen herkennen in de verhalen.
  • De leerkracht stimuleert leesplezier en zorgt voor een rijke, uitnodigende leesomgeving, met boeken op verschillende taalniveaus en in verschillende talen.
  • De leerkracht beschikt over manieren en middelen om ook leerlingen met een beperkte leesvaardigheid in het Nederlands toegang te geven tot teksten en verhalen.

ANB ondersteuningskaart basisondersteuning. 
Pilotversie mei 2025, geldig t/m juli 2026 

Extra (aanvullende) ondersteuning

Elke school voldoet aan de basisondersteuning zoals verwoord in de gezamenlijke afspraken in het beleidsdocument Almeerse Norm Basisondersteuning. Elke school stelt daarnaast ambities vast voor het ontwikkelen van de extra aanvullende ondersteuning op één of meerdere thema’s, passend bij het ondersteuningsprofiel van de school.  

De themakaarten zijn een handreiking voor scholen om de extra aanvullende ondersteuning op een thema te organiseren, te ontwikkelen en uit te kunnen voeren op school. 

Deze ondersteuningskaart is bedoeld voor de onderwijsprofessional en geeft een concrete uitwerking van wat de school in de extra aanvullende ondersteuning kan vormgeven. De kenniskaart beschrijft hoe, met welke inzet van kennis en vaardigheden, de school dit kan doen.  

De ondersteuning richt zich op een ononderbroken ontwikkeling voor alle leerlingen onder andere door inzet van handelingsgericht werken.  

Het inzetten van deze kaart betreft voor 2025-2026 een pilot. Na een jaar worden de themakaarten geëvalueerd met het veld op praktische uitvoerbaarheid, waarna na aanpassingen de themakaarten zullen worden vastgesteld.  

  • De school heeft in de doorlopende taalleerlijn van groep 1 – 8 meertaligheid en NT2 geïntegreerd, idealiter vanaf de voorschool.
  • De school zorgt voor extra verdieping in het partnerschap met anderstalige ouders.
  • De school specialiseert zich op het gebied van hoogbegaafdheid en NT2.
  • De school specialiseert zich tot trauma sensitieve school waarbij alle onderwijsprofessionals getraind wordt.

ANB ondersteuningskaart extra aanvullende ondersteuning. Pilotversie mei 2025, geldig t/m juli 2026