menu language
Cirkel Vierkant Driehoek

Ondersteuningskaart meer- en hoogbegaafd VO

Basisondersteuning (basisnorm)

Elke school voldoet aan de basisondersteuning zoals verwoord in de gezamenlijke afspraken in het beleidsdocument Almeerse Norm Basisondersteuning. 

De themakaarten zijn een handreiking voor scholen om de basis op de thema’s te organiseren, te ontwikkelen en uit te kunnen voeren op school. 

Deze ondersteuningskaart is bedoeld voor de onderwijsprofessionals en geeft een concrete uitwerking van wat de school in de basis kan vormgeven. De kenniskaart beschrijft hoe, met welke inzet van kennis en vaardigheden, de school dit kan doen.  

De ondersteuning richt zich op een ononderbroken ontwikkeling voor alle leerlingen, onder andere door inzet van handelingsgericht werken.  

Het inzetten van deze kaart betreft voor 2025-2026 een pilot. Na een jaar worden de themakaarten geëvalueerd met het veld op praktische uitvoerbaarheid en het al dan formuleren van de norm. Na aanpassingen worden de themakaarten vervolgens vastgesteld.  

Formeel valt dit thema niet onder ‘extra ondersteuning’ zoals gedefinieerd in de wet Passend Onderwijs. 

De psychologische wetenschap houdt zich bezig met intelligentie en ontwikkeling. Hierbij gebruikt men begrippen als gemiddeld intelligent, zwak- en hoogbegaafd. Over het algemeen wordt uitgegaan van hoogbegaafdheid bij een IQ van 130 of hoger. Maar hoogbegaafdheid is meer dan alleen (cognitieve) intelligentie. Het gaat om een wezenlijk andere manier van denken en doen. Persoonlijkheid, creativiteit en doorzettingsvermogen spelen ook een belangrijke rol.  

Het is een wezenlijk deel van het ´zijn´ van de mens, hoe je als mens denkt en handelt. Hoogbegaafdheid is voor een groot deel erfelijk, maar ook ouders die niet hoogbegaafd zijn, hebben hoogbegaafde kinderen. Ongeveer 2,5 procent van de bevolking is hoogbegaafd. In Nederland komt dat neer op ongeveer 430.000 hoogbegaafde mensen. Hoogbegaafdheid kan worden vastgesteld met behulp van een IQ-test. Vaak veronderstelt men bij hoogbegaafden dat ze wel uitzonderlijk hoog moeten scoren op IQ-tests, dus een score hoger hebben dan 130. Een score van 100 is het gemiddelde dat overeenkomt met mavo-denkniveau. Vanaf een score van 130 spreekt men van hoogbegaafdheid. Met een IQ-score tussen de 120 en 130 wordt vaak gesproken over ‘meerbegaafd’. Een score van 145 of meer valt in de categorie ‘uitzonderlijk begaafd’. Maar er zijn ook andere theorieën die kijken naar het ontwikkelingspotentieel (psychomotorisch, zintuiglijk, intellectueel, beeldend en emotioneel). Ook wel ‘creatief begaafden’ genoemd. 

Toch zegt de uitslag van een IQ-test zeker niet alles. Soms scoort een kind zelfs lager omdat het de test niet interessant vindt. Het kind conformeert zich dus niet aan een test omdat het zijn belevingswereld niet prikkelt. Ook kan een hoogbegaafde juist leerproblemen krijgen, omdat school niet voldoende uitdagend onderwijs biedt. Of het kind durft niet te laten zien dat het heel slim is om niet te worden gepest.  

(Denk aan de begaafde, autonome, zelfsturende leerling)

De docent heeft kennis van handelingsgericht werken voor de doelgroep:

  • Het signaleren van leerlingen met een meer- en/of hoogbegaafd profiel vanuit bijvoorbeeld warme overdracht, intakegesprekken, signaleringsinstrumenten, observatie leer-en persoonlijkheidskenmerken: creërend vermogen (bijzondere ideeën, oplossingen strategieën), onderzoekende houding (erg nieuwsgierig, veel vragen, willen begrijpen), hoog leertempo (goed geheugen, vermogen tot abstract denken, minder tussenstappen nodig). Let op: een hoog leertempo is niet hetzelfde als een hoog werktempo.
    Docenten geven opdrachten waar ze bovenstaande uit kunnen destilleren.
  • Het begrijpen van leerlingen met een meer- en/of hoogbegaafd profiel:
    • Welke didactische begeleiding heeft deze leerling nodig? Op welke vakgebieden is een voorsprong waarneembaar?
    • Welke pedagogische begeleiding heeft deze leerling nodig op sociaal en emotioneel vlak?
    • Wat heeft de leerling nodig vanuit de ecologie (thuis, op school)?
    • Verkennend gesprek met ouders.
    • Op welk gebied zijn talenten zichtbaar?
  • Het plannen van ondersteuning aan leerlingen met een meer- en/of hoogbegaafd profiel. Denk hierbij aan inzet compacten en verrijken/verdiepen binnen de gebruikte lesmethodes, inzet van (extra) ondersteunende gesprekken met de mentor.
  • Het uitvoeren van de ondersteuning. Hoe reageren docenten en de leerling op het plan van ondersteuning? Lukt het om de doelen uit te voeren zoals deze zijn gepland?
  • Evalueren: Extra aandacht voor de inzet van ouders als expert van hun kind.

Basisondersteuning voor een aantal leerlingen in de groep
(Denk aan de creatief uitdagende en aangepast succesvolle leerling)

Gerichte interventie zoals afwijken van doelen op de leerlijnen, gericht op verrijking en/of verbreding.

  • De school heeft zich gespecialiseerd op leerlingen met een HB profiel. Dit is vastgesteld in beleid. Denk hierbij aan verrijking en verbreding en een aanbod per vakgebied.
  • De school kan wanneer nodig een profiel van de mb/hb leerling opstellen om in kaart te brengen, middels een model in samenwerking met leerling en/of ouders, om zo de (extra) onderwijsbehoefte om te kunnen zetten in een ondersteuningsbehoefte.
  • School stimuleert eigenaarschap van het leerproces van de leerling. De leerling wordt gestimuleerd om zelf onderwijsbehoeftes te formuleren.
  • De school is in staat om binnen de groep de leerling voldoende uitdaging te bieden en maatwerk door bijvoorbeeld compacten of verrijken/verdiepen.

Voetnoot: ANB ondersteuningskaart basisondersteuning.
Pilotversie mei 2025, geldig t/m juli 2026 

Extra (aanvullende) ondersteuning (streefnorm)

Deze ondersteuningskaart is bedoeld voor de onderwijsprofessionals. Samen met de bijbehorende kenniskaart biedt het scholen een handreiking voor het vormgeven van de extra aanvullende ondersteuning (streefnorm) op dit specifieke thema. De kaart betreft een concrete uitwerking van de extra aanvullende ondersteuning waarin elke school, op basis van de gezamenlijke afspraken in het beleidsdocument ANB, zich verder kan ontwikkelen op de basis. Het beschrijft de kennis en vaardigheden die nodig zijn om de extra aanvullende ondersteuning op dit thema te organiseren, te ontwikkelen en uit te kunnen voeren op school.     

Het richt zich op een ononderbroken ontwikkeling voor alle leerlingen onder andere door inzet van handelingsgericht werken.  

Het inzetten van deze kaart betreft voor 2025-2026 een pilot. Na een half jaar worden de themakaarten geëvalueerd met het veld op praktische uitvoerbaarheid van de basisondersteuning, waarna na aanpassingen de themakaarten zullen worden vastgesteld.  

Formeel valt dit thema onder ‘extra ondersteuning’ zoals gedefinieerd in de wet Passend Onderwijs. 

De psychologische wetenschap houdt zich bezig met intelligentie en ontwikkeling. Hierbij gebruikt men begrippen als gemiddeld intelligent, zwak- en hoogbegaafd. Over het algemeen wordt uitgegaan van hoogbegaafdheid bij een IQ van 130 of hoger. Maar hoogbegaafdheid is meer dan alleen (cognitieve) intelligentie. Het gaat om een wezenlijk andere manier van denken en doen. Persoonlijkheid, creativiteit en doorzettingsvermogen spelen ook een belangrijke rol.  

Het is een wezenlijk deel van het ´zijn´ van de mens, hoe je als mens denkt en handelt. Hoogbegaafdheid is voor een groot deel erfelijk, maar ook ouders die niet hoogbegaafd zijn, hebben hoogbegaafde kinderen. Ongeveer 2,5 procent van de bevolking is hoogbegaafd. In Nederland komt dat neer op ongeveer 430.000 hoogbegaafde mensen. Hoogbegaafdheid kan worden vastgesteld met behulp van een IQ-test. Vaak veronderstelt men bij hoogbegaafden dat ze wel uitzonderlijk hoog moeten scoren op IQ-tests, dus een score hoger hebben dan 130. Een score van 100 is het gemiddelde dat overeenkomt met mavo-denkniveau. Vanaf een score van 130 spreekt men van hoogbegaafdheid. Met een IQ-score tussen de 120 en 130 wordt vaak gesproken over ‘meerbegaafd’. Een score van 145 of meer valt in de categorie ‘uitzonderlijk begaafd’. Maar er zijn ook andere theorieën die kijken naar het ontwikkelingspotentieel (psychomotorisch, zintuiglijk, intellectueel, beeldend en emotioneel). Ook wel ‘creatief begaafden’ genoemd. 

Toch zegt de uitslag van een IQ-test zeker niet alles. Soms scoort een kind zelfs lager omdat het de test niet interessant vindt. Het kind conformeert zich dus niet aan een test omdat het zijn belevingswereld niet prikkelt. Ook kan een hoogbegaafde juist leerproblemen krijgen, omdat school niet voldoende uitdagend onderwijs biedt. Of het kind durft niet te laten zien dat het heel slim is om niet te worden gepest.  

(Denk hier aan de onderduikende, de dubbel bijzondere leerling en risico leerling)

  • Zie voor aanpak basisondersteuning (bovenaan deze pagina)
  • Indien de inzet binnen de basisondersteuning ontoereikend is voor ondersteuningsbehoefte van de leerling, zet de school aanvullende ondersteuning in. Inzet van gespecialiseerde ondersteuning (bijvoorbeeld HB/V- coach). Waar nodig maakt de school gebruik van expertise in de stad.
  • De school zet structureel, volgens afspraak, in op de interventie. Om de ondersteuningsbehoeftes goed in kaart te krijgen, onderscheiden we hierbij zeer hoogbegaafd, creatief begaafd, dubbel bijzonder en hyperhoogbegaafd.
  • Bij plannen van de ondersteuning: Wanneer ondersteuning binnen de groep niet toereikend is, dan inzetten op aanvullende ondersteuning binnen de school. Denk hierbij aan deelname naschoolse activiteiten of aan zogenaamde peergroepen. Aanbod kan zijn:
    • Ontmoeten van gelijkgestemden
    • Psycho-educatie
    • Cognitieve uitdaging
    • Ondersteuning executieve functies
    • Identiteitsontwikkeling
  • Mogelijkheden voor aanpassingen in de school: peergroups binnen de school, inzet FRT, extra techniek uur, lego-league, schaken, cyber-projecten.
  • Bij meer complexe ondersteuningsvragen maakt de school gebruik van expertise vanuit het SWV Passend Onderwijs Almere en andere ketenpartners voor gespecialiseerde ondersteuning.
  • Beschrijf rollen en verantwoordelijkheden in het OPP van de leerling in samenwerking met ouders, leerling en externe hulpverlening en evalueer de gemaakte afspraken. Denk hierbij aan bij het aanstellen van een procesbewaker.
  • De school fungeert als vraagbaak voor andere reguliere scholen op dit thema (in de vorm van consultaties, beleid, scholing).
  • De school weet waar haar grenzen liggen in de mogelijkheden van ondersteuning en heeft kennis van het dekkend netwerk en de bijbehorende procedures, zodat de leerling naar de juiste onderwijsplek wordt doorverwezen.
Betrokkenen

Leerling, ouders, mentor, zorgcoördinator/orthopedagoog, V/HB-coach, vakdocent van gebied waarop extra ingezet wordt, externe ketenpartners, swv Passend Onderwijs Almere.

Voetnoot: ANB ondersteuningskaart extra aanvullende ondersteuning.  Pilotversie mei 2025, geldig t/m juli 2026