menu language
Cirkel Vierkant Driehoek

Ondersteuningskaart rekenontwikkeling en dyscalculie VO

Basisondersteuning (basisnorm)

Elke school voldoet aan de basisondersteuning zoals verwoord in de gezamenlijke afspraken in het beleidsdocument Almeerse Norm Basisondersteuning. 

De themakaarten zijn een handreiking voor scholen om de basis op de thema’s te organiseren, te ontwikkelen en uit te kunnen voeren op school. 

Deze ondersteuningskaart is bedoeld voor de onderwijsprofessionals en geeft een concrete uitwerking van wat de school in de basis kan vormgeven. De kenniskaart beschrijft hoe, met welke inzet van kennis en vaardigheden, de school dit kan doen.  

De ondersteuning richt zich op een ononderbroken ontwikkeling voor alle leerlingen, onder andere door inzet van handelingsgericht werken.  

Het inzetten van deze kaart betreft voor 2025-2026 een pilot. Na een jaar worden de themakaarten geëvalueerd met het veld op praktische uitvoerbaarheid en het al dan formuleren van de norm. Na aanpassingen worden de themakaarten vervolgens vastgesteld.  

Formeel valt dit thema niet onder ‘extra ondersteuning’ zoals gedefinieerd in de wet Passend Onderwijs. 

Het protocol-erwd-bao-sbo-so-samenvatting.pdf geeft de volgende werkdefinitie van ERWD, waarbij zij benadrukken dat het gaat om de combinatie van de onderwijsbehoeften van de leerling (in relatie tot zijn ontwikkeling en zijn kindkenmerken) met het onderwijsaanbod. 

Ernstige rekenwiskunde-problemen ontstaan wanneer het gedurende langere tijd niet lukt om de juiste afstemming te realiseren van het onderwijsaanbod op de onderwijsbehoeften van de leerling. Wij spreken van dyscalculie als ernstige rekenwiskunde-problemen ontstaan ondanks tijdig ingrijpen, deskundige begeleiding en zorgvuldige pogingen tot afstemming. De problemen blijken hardnekkig te zijn. De rekenwiskundige ontwikkeling van de leerling wordt waarschijnlijk belemmerd door kindfactoren. 

Voor de begeleiding van leerlingen met (ernstige) rekenproblemen werken we in de basisondersteuning met het fasenmodel uit het protocol ERWD. Er zijn 4 verschillende fasen van ondersteuning: fase groen, geel, oranje en rood. De fasen groen, geel en oranje worden uitgevoerd op school. Diagnostiek in fase rood wordt uitgevoerd door een externe partner of door Passend Onderwijs Almere. Behandeling in fase rood wordt uitgevoerd door school met ondersteuning van een rekenspecialist / een externe partner /Passend Onderwijs Almere. Fase rood is beschreven in de Ondersteuningskaart voor de extra (aanvullende) ondersteuning

Voor sterke rekenaars en voor leerlingen met ondersteuningsbehoeften ten aanzien van de executieve functies verwijzen we naar de ondersteuningskaart Meer- en hoogbegaafd

Voor alle leerlingen in de groep, buiten de groep en in de school. 

Fase GROEN: Er is sprake van een normale reken en wiskundige ontwikkeling. De onderwijsbehoeften zijn niet specifiek. Beschreven in het protocol-erwd-bao-sbo-so-samenvatting.pdf
Fase GEEL: De leerling ervaart geringe reken-wiskundeproblemen op deelgebieden die door deskundige begeleiding oplosbaar zijn binnen de school.

De leerkracht werkt volgens de uitgangspunten van handelingsgericht werken (HGW): doelgericht, planmatig en in zichtbare fases van HGW. De leerkracht verzamelt de beschikbare informatie en houdt de vorderingen bij. Waar gewenst werkt de leerkracht samen met van een collega in de school (leerkracht, ib-er of rekenspecialist).

1. Waarnemen/signaleren

  1. De leerkracht reflecteert op zijn/haar leerkrachtgedrag (zie Inspectiestandaard OP3 basiskwaliteit);
  2. De leerkracht beoordeelt hoe de rekenontwikkeling van de leerling zich verhoudt tot de rekenontwikkeling van de hele groep. Valt de leerling op (tegenvallende of betere prestaties dan verwacht), t.o.v. de groep als geheel.
  3. De leerkracht kijkt naar de rekenontwikkeling van de leerling en gebruikt hiervoor de beschikbare informatie vanuit:
    • resultaten van de methodetoetsen (huidig en voorgaande jaren). Het verwachte (referentie- of vaardigheid) niveau, of t.o.v. het behaalde leerrendement;
    • resultaten op de niet-methodetoetsen (huidig en voorgaande jaren);
    • het gemaakte werk tijdens de les;
    • observaties tijdens de les, na de klassikale instructie en na de lessen over hetzelfde doel;
    • groep 1-2: Peilingsspellen CPS/SLO: Als kleuters leren tellen en Als kleuters leren meten- A. Nootenboom en J.Klep, 2010;
    • groep 3-8: een klein rekengesprek op deelgebied/somtype (diagnostisch rekengesprek Kaskens, 2018, Rekengesprekken voeren –Husman Verweij JSW 2016, Rekengesprekken – PICA, Kwaliteitskaart diagnostische gesprekjes – School aan Zet);
    • LOVS sociaal emotioneel; signalen van rekenangst.

2.Begrijpen

De leerkracht duidt de aanwezige informatie vanuit het waarnemen. Hierbij wordt gelet op:

  1. Verklaringen vanuit het geboden rekenonderwijs (zie ook OP3) (Periode Analyse rekenen-wiskunde).
    • kwaliteit en continuïteit van het rekenonderwijs
    • kennis en gebruik van hoofdlijnenmodel (ERWD-PO)
    • kennis en gebruik van handelingsmodel (ERWD-PO)
    • kennis en gebruik van drieslagmodel (ERWD-PO)/ Vertaalcirkel -C.Borghouts, 2011 drieslagmodel-leerlingkaarten o.a. van PICA en van Snijders
    • inzet van didactische instrumenten, zoals:
      • modelen (hardop denkend voordoen, samendoen, zelf doen) van rekenstrategieën
      • banende instructie (waarbij de begeleider de leerling de ruimte geeft om zelf een oplossingsprocedure te bedenken, ERWD-PO blz.227)
    • denkvragen en open vragen stellen
    • hoge verwachtingen uitspreken
    • de inzet van effectieve feedback, gericht op het leerproces
    • stimulans van eigenaarschap bij leerlingen door inzicht te geven in leerontwikkeling, eigen doelen stellen. Aanleg van een portfolio om de ontwikkeling te laten zien, bijv. Rekenmuurtje 3.0 van schoolsupport.nl, drempelkaarten en drempelspellen, zie hiervoor: Spel in de les | Rondje Rekenspel
  2. Vervolg bepalen: Intensiveren van de aanpak en de begeleiding van de leerling. Dit verwerkt de leerkracht in een blokplanning, groepsplan of eigen format.

Plannen

Een plan maken voor de komende periode gebaseerd op basis van de verkregen informatie. Bijvoorbeeld een groepsplan of blokplanning. Hier kan de school een eigen keuze in maken:

  • Samenvoegen van leerlingen met vergelijkbare onderwijsbehoeften.
  • Rekendoelen bepalen (concreet) en indien gewenst vakgebied overstijgende doelen bepalen (Leerlijn leren leren- CEDgroep).
  • Verdiepen in de rekendoelen: worden de voorliggende cruciale doelen voldoende beheerst? Digilijn rekenen – leerlijnen rekenen groep 1 t/m 6 met getalbegrip als centrale lijn – SLO
  • Rekendoelen wegzetten in een planning van het blok (periode van ongeveer 4 weken), zie hiervoor het notatieformat van de eigen rekenmethode.
  • Specifieke afstemming beschrijven bij de rekendoelen. Denk daarbij aan:
    • Uur extra rekentijd per week (instructie en/ of zelfstandige inoefening, 2×30 min of 3×20 min).
    • Bepalen van het instructiemodel (bijv. expliciete directe instructie of activerende directe instructie)
    • Bepalen van de instructiebehoefte (bijv. klassikale instructie, verlengde instructie, of instructie opgedeeld in korte deelinstructies met tussentijds feedback)
    • Bepalen van didactisch instrument, bijv. Modelen of een banende instructie
    • Inzet van het handelingsmodel: bepalen van juiste handelingsniveau en bepalen welk realistisch materiaal, didactisch oefenmateriaal, wiskundig model aansluit bij de leerling om het rekendoel te kunnen behalen?
    • Is het bepalen van een voorkeurstrategie gewenst?
    • Inzet van het drieslagmodel en de vertaalcirkel bij het maken van contextsommen (op functioneringsniveau van de leerling)
    • Bepalen van ondersteuning bijv. m.b.v. het wisbordje, (voor gestructureerd) uitrekenpapier en strategiekaarten/opzoekkaarten (bij voorkeur samen met de leerling gemaakt tijdens de verlengde instructie)
    • Bepalen van niveau van feedback: op taak/proces/persoonlijk niveau/niveau van zelfregulatie.
    • eed-up (voorafgaand rekenopgave), feedback (tijdens en na de rekenopgave), feed forward (planning als vervolg op feedback, voor de volgende rekenles)

3.Realiseren

Het plan wordt een half jaar uitgevoerd. De leerkracht volgt de voortgang nauwgezet. Denk aan dagelijkse evaluaties/observaties/ bijhouden logboek (zie format in de handleiding van de eigen rekenmethode). Zo nodig wordt het plan tussentijds bijgesteld en geëvalueerd na elk blok. Hierbij kan de leerkracht ondersteuning vragen van een collega, rekencoördinator of IB-er.

Wanneer de leerling in een halfjaarlijkse niet-methodetoets weer een vaardigheidsgroei in de rekenontwikkeling laat zien, gaat het met inachtneming van de ondersteuningsbehoeften terug naar fase groen. Doorgaan met wat werkt!

Wanneer blijkt dat de leerling niet genoeg profiteert van de aanpak wordt overgegaan naar fase oranje.

Fase ORANJE: De leerling ervaart ernstige reken-wiskundeproblemen, die in principe door deskundige begeleiding oplosbaar zijn binnen de school. Er is sprake van specifieke onderwijsbehoeften op het gebied van rekenen-wiskunde.

In deze fase brengt de leerkracht met de IB-er of rekencoördinator de rekenontwikkeling verder in beeld. In aanvulling op de in fase geel verzamelde informatie over het effect van het afgestemde rekenaanbod wordt nu ook gekeken naar de totale ontwikkeling van de leerling.

De leerkracht roept zo nodig de hulp in van een collega in de school (leerkracht, ib-er of rekenspecialist);

1. Waarnemen

  1. De leerkracht gebruikt hiervoor de beschikbare informatie vanuit:
    • Resultaten van de niet-methodetoetsen van begrijpend lezen, technisch lezen, spelling (huidige en voorgaande jaren). Wat werkt bevorderend en wat is lastig
    • Observaties, verslagen van ouder-en leerlinggesprekken, LOVS-seo (huidige en voorgaande jaren). Wat valt op t.a.v. de sociaal-emotionele ontwikkeling en leervoorwaarden? Wat werkt bevorderend en wat is lastig?
    • Wat zijn daarnaast de sterke kanten van de leerling?
  2. De informatie wordt vastgelegd. Dit kan in een groeidocument. Ook kan hiervoor het analyseformulier fase oranje van Passend Onderwijs Almere worden gebruikt. Deze formulieren worden ook gebruikt bij de volgende stappen.

2.Begrijpen

De leerkracht duidt de aanwezige informatie vanuit de evaluatie fase geel en waarnemen fase oranje.

  1. Verklaringen zoeken vanuit kindkenmerken
    • Beeld van de leerling in context (gezin, medisch, co-morbiditeit, iets anders)
    • Talenten en kwaliteiten van de leerling
    • Ontwikkeling van numerieke cognitie (d.w.z. gevoel voor getallen en getalbegrip)
    • Taalontwikkeling (zwakke taalontwikkeling, meertaligheid)
    • Visueel waarnemen
    • Geheugenfuncties
    • Executieve functies
    • Lange termijngeheugen, georganiseerd opslaan van informatie en de oproepsnelheid.
    • Motivationeel-affectieve factoren. (Zelfvertrouwen, angst, weerstand)
  2. Verklaringen zoeken vanuit het rekenen van de leerling.
    • Welke rekenvaardigheden beheerst de leerling wel/niet?
    • Welke oplossingsstrategieën gebruikt de leerling?
    • Op welk handelingsniveau komt de leerling tot beheersing van het rekendoel?
    • Beoordeel per cruciaal rekendoel in welke fase van het hoofdlijnenmodel de leerling zich bevindt.
    • Drieslagmodel/vertaalcirkel, welke deelstap kan de leerling zelfstandig uitvoeren? Met welke deelstap heeft het moeite?
    • Wat valt op in het gemaakte rekenwerk?
    • Welke afstemming is ingezet door de leerkracht en wat is het effect hiervan? (tijdens de zelfstandige inoefening en tijdens toetsmomenten)
  3. Vervolg bepalen:
    • Oudergesprek voeren om een breder beeld te krijgen van de leerling
    • In deze fase is een uitgebreid rekenonderzoek noodzakelijk om zicht te krijgen op de rekenvaardigheid en hier gericht op te kunnen handelen, bijv. Utrechtse Getalbegriptoets groep 1,2- Graviant Utrechtse Getalbegrip Toets 3 RD4 Rekenen – Diagnostiek van rekenproblemen op 4 handelingsniveaus
    • Zareki-R-NL Pearson (vanaf groep 5- VO klas 2)
    • Laten beoordelen door de consulent van Passend Onderwijs Almere of psychologisch onderzoek gewenst is.

3.Plannen

Een plan maken voor de komende periode gebaseerd op basis van de verkregen informatie. Welke leerroute is passend? Zie ook: Omgaan met zwakke rekenaars gr 3-8 en; Stroomschema per vakgebied (bron onbekend)

Bij de passende leerroute de juiste afstemming bepalen. Richtlijnen voor een afgestemd aanbod: zie fase geel-plannen.

De leerling krijgt in fase oranje een uur per week extra rekentijd (te verdelen over de week), gericht op hiaten in de rekenvaardigheid. Deze hiaten zijn vastgesteld tijdens het diagnostisch rekengesprek in fase oranje.

Het plan wordt beschreven in een individueel handelingsplan of groeidocument. Hier kan de school een eigen keuze in maken. Bij keuze voor leerroute 2 van Passende Perspectieven wordt een OPP opgesteld.

4.Realiseren

Uitvoeren van het individuele handelingsplan en werken aan de doelen uit het groeidocument.

Het plan wordt voor de periode van een halfjaar uitgevoerd. De leerkracht volgt de voortgang nauwgezet. Denk aan dagelijkse evaluaties/observaties/ bijhouden logboek. Zo nodig wordt het plan tussentijds bijgesteld. Hierbij kan de leerkracht ondersteuning vragen van een rekencoördinator of IB-er.

Wanneer de leerling weer een groei in de rekenontwikkeling laat zien, gaat het met inachtneming van de ondersteuningsbehoefte terug naar fase geel/groen. Doorgaan met wat werkt!

Wanneer blijkt dat de leerling, ondanks het afgestemde aanbod geen inhaalslag maakt t.a.v. zijn rekenachterstand, wordt overgegaan naar fase rood.

Voetnoot: ANB ondersteuningskaart basisondersteuning.  Pilotversie mei 2025, geldig t/m juli 2026

Extra (aanvullende) ondersteuning (streefnorm)

Elke school voldoet aan de basisondersteuning zoals verwoord in de gezamenlijke afspraken in het beleidsdocument Almeerse Norm Basisondersteuning. Elke school stelt daarnaast ambities vast voor het ontwikkelen van de extra aanvullende ondersteuning op één of meerdere thema’s, passend bij het ondersteuningsprofiel van de school.  

De themakaarten zijn een handreiking voor scholen om de extra aanvullende ondersteuning op een thema te organiseren, te ontwikkelen en uit te kunnen voeren op school. 

Deze ondersteuningskaart is bedoeld voor de onderwijsprofessional en geeft een concrete uitwerking van wat de school in de extra aanvullende ondersteuning kan vormgeven. De kenniskaart beschrijft hoe, met welke inzet van kennis en vaardigheden, de school dit kan doen.  

De ondersteuning richt zich op een ononderbroken ontwikkeling voor alle leerlingen onder andere door inzet van handelingsgericht werken.  

Het inzetten van deze kaart betreft voor 2025-2026 een pilot. Na een jaar worden de themakaarten geëvalueerd met het veld op praktische uitvoerbaarheid, waarna na aanpassingen de themakaarten zullen worden vastgesteld.  

Formeel valt dit thema niet onder ‘extra ondersteuning’ zoals gedefinieerd in de wet Passend Onderwijs. 

Het protocol-erwd-bao-sbo-so-samenvatting.pdf geeft de volgende werkdefinitie van ERWD, waarbij zij benadrukken dat het gaat om de combinatie van de onderwijsbehoeften van de leerling (in relatie tot zijn ontwikkeling en zijn kindkenmerken) met het onderwijsaanbod. 

Ernstige rekenwiskunde-problemen ontstaan wanneer het gedurende langere tijd niet lukt om de juiste afstemming te realiseren van het onderwijsaanbod op de onderwijsbehoeften van de leerling. Wij spreken van dyscalculie als ernstige rekenwiskunde-problemen ontstaan ondanks tijdig ingrijpen, deskundige begeleiding en zorgvuldige pogingen tot afstemming. De problemen blijken hardnekkig te zijn. De rekenwiskundige ontwikkeling van de leerling wordt waarschijnlijk belemmerd door kindfactoren. 

Diagnostiek in fase rood wordt uitgevoerd door een externe partner of door Passend Onderwijs Almere of een opgeleide specialist binnen de school. Behandeling in fase rood wordt uitgevoerd door school met ondersteuning van een rekenspecialist/een externe partner/Passend Onderwijs Almere.  

De school kan op dit vlak eigen interne expertise ontwikkelen binnen de streefnorm bijvoorbeeld op gebied van diagnostisch onderzoek of specialistische ondersteuning en/of behandeling.  

Voor de begeleiding van leerlingen met (ernstige) rekenproblemen wordt gewerkt met het fasenmodel uit het protocol ERWD-po. Er zijn 4 verschillende fasen van ondersteuning beschreven: fase groen, geel, oranje en rood.  

De extra aanvullende ondersteuning kan bijvoorbeeld gaan over het kunnen uitvoeren van diagnostisch onderzoek en specifieke interventies en/of behandeling en die de school/de leraar inzet voor leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften op dit thema. Dit vraagt om maatwerk en samenwerking tussen ouders, leerkracht, intern begeleider en de leerling en het beantwoorden van de vragen: wat heeft de leerkracht nodig om deze leerlingen passend onderwijs te kunnen bieden?  Wat heeft de leerkracht nodig, wat heeft de school nodig? (Pameijer, 2017). Deze extra aanvullende ondersteuning kan worden uitgevoerd door een opgeleide expert binnen de school en/of een externe expert, in afstemming en samenwerking met de school of met gebruik van expertise vanuit de wijk, stad en het samenwerkingsverband.  

In de basisondersteuning kan de ondersteuning veelal plaatsvinden in de klas, in de extra aanvullende ondersteuning kan het gaan om begeleiding buiten de klas en intensieve individuele interventies, zoals specifieke training of behandeling. De interventies zijn complexer en de aanpak maatwerk. Voor deze leerlingen stelt de school een OPP op. 

Soms is een arrangement vanuit het samenwerkingsverband nodig. 

Voor ondersteuning in de extra gespecialiseerde ondersteuning verwijzen we naar de stadsbrede arrangementen en speciale voorzieningen staan beschreven in de Almeerse matrix. 

Fase ROOD

Er doen zich ernstige en hardnekkige reken-wiskundeproblemen voor, die in principe zijn te begeleiden binnen de school, maar waarbij mogelijk externe ondersteuning gewenst is. De specifieke onderwijsbehoeften op het gebied van rekenen-wiskunde zijn structureel.

In fase rood wordt beoordeeld of er vergoed dyscalculieonderzoek uitgevoerd kan worden door Passend Onderwijs Almere (vanaf groep 6). Het RID Home – RID – Taal rekenen – RID – Taal Rekenen voert dyscalculieonderzoek uit vanaf groep 4.

Passend Onderwijs Almere en de school volgen onderstaande stappen:

Stap 1: Screening aanwijzingen dyscalculie

  • Ondanks dat de school fase groen, geel en oranje heeft doorlopen, haalt de leerling zijn achterstand niet in.
  • De leerling scoort op laatste 3 achtereenvolgende meetmomenten CITO E of D/ V. Of, bij een eigen leerlijn: een afwijkend lager niveau aantonen. Bij hoogbegaafden is een lage C/IV score ook mogelijk.
  • De achterstand moet minimaal 2 jaar zijn (DLE t.o.v. DL), dan wel een leerrendement van lager dan <67% (bij IQ 85-115).
  • Er moet tevens sprake zijn van een discrepantie tussen prestaties op rekenen en prestaties op andere vakken (m.n. discrepantie rekenen vs. begrijpend lezen).

Tijdens een consultatie met de consulent van Passend Onderwijs Almere wordt – in samenspraak met ouders- bepaald of er een aanvraag kan worden gedaan voor dyscalculieonderzoek. Deze aanvraag wordt gedaan via Indigo.

De school levert het volgende aan:

  • LOVS overzicht (alle vakken en alle jaren)
  • Uitgebreid kindbeeld, middels (overleg met je consulent welke document(en)):
    • Analyseformulier fase oranje (document consultatietraject rekenen en dyscalculie deel A)
    • Document consultatietraject rekenen en dyscalculie deel B (of format eigen school met overeenkomstige informatie)
    • Verslag van het interne rekenonderzoek (fase oranje) uitgevoerd door rekenspecialist.
    • Handelingsplannen rekenen/groeidocument/OPP waaruit blijkt dat het ERWD protocol is uitgevoerd en de hardnekkigheid van de problematiek wordt aangetoond.
    • Er is minimaal een half jaar gerichte intensieve rekenbegeleiding geboden (onder supervisie van een rekenspecialist) van een uur per week, aanvullend op het reguliere rekenonderwijs.

Stap 2: Sporenonderzoek onderwijs bij voldoende aanwijzingen voor mogelijke dyscalculie

  • Een observatie zowel in de klas als tijdens de specifieke rekenbegeleiding. Eventueel een leerkrachtgesprek gericht op de afstemming van leerkrachtgedrag op de onderwijsbehoeften van de leerling en welke ondersteuning de leerkracht hier eventueel bij ontvangt. Ook kunnen tijdens deze observatie mogelijk aanwijzingen naar voren komen voor secundaire problematiek van de leerling.
  • Analyse van de kwaliteit van de handelingsplanning/groeidocument, o.a. aan welke doelen wordt gewerkt.
  • Analyse van het onderwijs middels groepsresultaten LVS.

Wanneer aangetoond is dat ook de kwaliteit van het onderwijs goed is geweest, is het zinvol om het feitelijke onderzoek naar dyscalculie te starten.
Wanneer blijkt dat het onderwijs eerst nog beter moet worden afgestemd op de leerling kan mogelijk in een later stadium het onderzoekstraject naar dyscalculie worden hervat.

Stap 3: De onderzoeker stelt toetsen en testen samen die bij de leerling worden afgenomen

  • Onderzoek gericht op dyscalculie kenmerken en reken procesonderzoek.
  • Intelligentie onderzoek (indien niet voorhanden met geldigheid van twee jaar).
  • Eventueel onderzoek naar waaruit hardnekkige rekenproblemen kunnen worden verklaard (zoals mogelijke tekorten in executieve functies, planningsvaardigheden, benoemsnelheid, korte termijn- en werkgeheugen, aandachtspanne en impulscontrole
  • Bij vermoedens van bijkomende problematiek: onderzoek naar mogelijke secundaire verklaringen.

Stap 4: Indicering/Verklaring

Het gehele traject moet opleveren:

  • Zicht op het niveau waar de leerling zich op de meeste rekentaken bevindt.
  • Duidelijkheid over hoe antwoorden tot stand komen, welke procedures de leerling uitvoert, of het een stappenplan uitvoert, of het termen en begrippen correct toepast.
  • De leerbaarheid van de leerling, zone van de naaste ontwikkeling, tot hoever kan het zelfstandig oplossingen vinden en waar heeft het ondersteuning nodig.
  • Duidelijkheid over dyscalculie kenmerken
  • Indien onderzocht een verklaring voor de rekenproblemen.
  • Indien onderzocht mogelijk secundaire verklaringen voor de rekenproblemen.
  • Effectieve interventies die vanuit wetenschappelijk onderzoek zijn aangetoond.
  • Onderwijsbehoeften vanuit naar voren gekomen faciliterende en belemmerende factoren
  • Eventuele doelen voor behandeling: reduceren en/of compenseren naast motivatie en affectieve processen begeleiden.

ERWD-protocol geeft aan dat er nog een halfjaar gehandeld moet worden voordat een eventuele dyscalculieverklaring mag worden afgegeven. De verklaring wordt afgegeven na beoordeling van een gedragswetenschapper met een registratie.

Voor sterke rekenaars en voor kinderen met een ondersteuningsbehoefte ten aanzien van de executieve functies verwijzen we naar de Themakaart Meer- en hoogbegaafd.

Voetnoot: ANB ondersteuningskaart extra aanvullende ondersteuning. Pilotversie mei 2025, geldig t/m juli 2026